Dit moet pijn gaan doen. Afgelopen donderdag brak de prijs voor Texaanse olie
voor het eerst door de 135 dollar per vat. Minder dan een dag eerder was de
grens van 130 dollar voor het eerst gepasseerd.
De olieprijs stijgt al een jaar of zes, maar het gaat nu wel erg hard. Het kan
niet anders of dat gaat grote economische problemen geven.
In een interview bij RTL Z somde Marcel Lever van het Centraal
Planbureau (CPB) de gevolgen voor Nederland op. Twintig procent duurdere
olie zorgt voor driekwart procent hogere inflatie dit jaar en een half
procent lagere groei in 2009, vertelde hij.
Bij de meest recente prognose van de Nederlandse inflatie van maart van dit
jaar, gaat het CPB nog uit van een prijs van 87 dollar voor een vat Europese
Brent. Op dit moment kost zo’n vat ruim 131 dollar. Dat is vijftig procent
meer.
In euro’s is de voorspelfout iets kleiner. Het CPB gaat uit van
een eurokoers van 1,45 dollar. In werkelijkheid kost een euro nu 1,57 dollar
– acht procent meer.
Gecorrigeerd voor de dure euro gaat het CPB in de ramingen nog altijd uit van
een ruim 40 procent te lage olieprijs. Uitgaande van Lever's cijfers, zal
daardoor de inflatie dit jaar anderhalf procent hoger uitvallen, en de groei
volgend jaar een vol procent lager.
De inflatie komt dan uit op vier procent. Van de economische groei blijft
slechts driekwart procent over.
Voor zo’n scenario hebben economen een naam: stagflatie. De
economie zakt in, de werkloosheid loopt op, maar de centrale bank kan door
de hoge inflatie het leed niet verzachten met een renteverlaging.
Het zou een terugkeer zijn naar de jaren zeventig, naar de periode net na
oliecrisis van 1973. Haal de rolschaatsen maar van zolder. Binnenkort
schaatsen we weer op de snelwegen.
Een uiterst somber scenario. Maar niet onvermijdelijk. Vorig jaar zat
het CPB ruim 25 procent te laag met de olieprijs. Desondanks was de inflatie
dat jaar een procent lager dan voorspeld, en de economische groei driekwart
procent hoger.
Blijkbaar is het CPB niet alleen slecht in het voorspellen van de olieprijs,
maar ook van het effect van de dure olie op de economie. Nederland is beter
bestand tegen de hoge olieprijs dan de CPB-modellen veronderstellen.
Dat geeft hoop. En er is meer. Naarmate de olieprijs verder en sneller
stijgt, neemt de kans op een omslag in de prijsontwikkeling toe.
Natuurlijk, er zijn olie-experts die de dure olie wijten aan structurele
factoren als de extra vraag uit China en de fysieke onmogelijkheid om de
wereldolieproductie nog verder op de voeren. De vraag overstijgt het aanbod,
dus de hoge olieprijs is een blijvertje.
Maar er zijn ook veel analisten die sceptisch zijn over het realiteitsgehalte
van de huidige prijs. Als olie in één dag tijd 5 dollar duurder wordt, dan
zijn er andere, opportunistische krachten in het spel: speculanten.
De nieuwe prijsrecords verschenen op de borden nadat oliemiljardair T.
Boone Pickens had voorspeld dat olie nog dit jaar 150 dollar zou kosten. En
nadat olieanalist Arjun Murti van Goldman Sachs zijn ‘super-spike’-theorie
had gelanceerd, met een olieprijs van 200 dollar.
Hun wilde voorspellingen werden uiterst serieus genomen, en een vloedgolf aan
nieuw geld stoomde de oliemarkt op.
Voor economen is het een herkenbaar patroon. De oliemarkt is in de op
één na laatste fase van de gekte in gegaan. Het hysterische stadium waarin
ieder nieuwtje, hoe onwaarschijnlijk ook, leidt tot nog sneller stijgende
prijzen.
De laatste fase laat dan meestal niet lang op zich wachten: de zeepbel knapt.
Als dat gebeurt, zal misschien blijken dat het CPB de olieprijs voor dit
jaar juist te hoog heeft ingeschat.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl